Pagina's

donderdag 19 maart 2009

tijdbalk

Periodes uit de westerse geschiedenis

Prehistorie: In ruimere zin wordt de term ook gebruikt voor de geschiedenis van de Aarde voor het verschijnen van de mens. De Prehistorie wordt vaak aangeduid als een tijd waarin geen geschreven bronnen zijn gevonden.

Oudheid: De periode in de geschiedenis waar het schrift en beschaving ontstaat. 3000 jaar voor Christus
Je hebt de klassieke oudheid 700 voor Christus tot 476 na Christus. Hellas en Rome staan centraal. De late oudheid 284 na Christus tot de middeleeuwen.

Middeleeuwen: 300 na Christus tot 1500.
De vroegere middeleeuwen periode van ongeveer 350 tot en met de tiende eeuw na Christus, de geschiedenis van Europa na het uiteenvallen van het Romeinse Rijk. Soms wordt hiervoor de term 'duistere' of 'donkere middeleeuwen' gebruikt, omdat er - door de chaos die veroorzaakt was door de vele invasiegolven van op drift geraakte volkeren. De hoge middeleeuwen duurde van 1000 tot 1250 na Christus. Europa werd geteisterd door invallen van Noormannen, Hongaren en roversbendes. De late middeleeuwen is de periode van 1250 tot 1500 na Christus. De periode kenmerkt zich door een sterke verstedelijking in Europa, grote economische crises, een heropleving van de geldhandel , het afbrokkelen van de feodaliteit en daarmee de macht van de adel. Ook de toenemende opkomst van centraal geregeerde koninkrijken is een kenmerk.

Renaissance: Wedergeboorte. Bloeiperiode van kunsten en letteren. De Gouden Eeuw.

Nieuwe tijd: Periode na de middeleeuwen tot nu. De vroegmoderne tijd duurt vanaf de middeleeuwen tot eind 19e eeuw. De moderne tijd na 19e eeuw tot nu.

Geen opmerkingen: