
Sinds de 17de eeuw waren mannenjassen vrij recht van snit, met vanaf het middel diepe plooien in de zijnaden. Deze boden extra bewegingsruimte bij het paardrijden. Dit model was overgenomen uit de militaire dracht. Ook de grote knopen en knoopsgaten, zakken en manchetten van de militair waren mode geworden. In de loop van de 18de eeuw werd het silhouet zwieriger. De voorpanden werden schuin weggesneden, zodat het feestelijk versierde vest beter zichtbaar werd.
Behalve een jas - ook wel rok of frak genoemd - en een kniebroek, droeg een heer ook nog kousen, gehakte schoenen met gespen en een eveneens fraai geborduurd vest. Onder dit alles droeg hij een lang wit onderhemd met mouwen. In de broek gepropt vervulde dit hemd vaak tegelijk de functie van onderbroek. Het was mode om een gepoederde pruik te dragen. Iedere ochtend werd deze pruik door een bediende ingesmeerd met vet en met meel bestrooid. In de loop van de dag verloor men een deel van dat witte poeder, zodat op de schouders witte vlekken verschenen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten